Kort na de Belgische capitulatie van 28 mei 1940 werden de Oostkantons (sinds 1919 Belgisch) terug bij Duitsland gevoegd. Het betrof de kantons Eupen, Malmedy en Sankt-Vith. De inwoners werden Duitse burgers met als gevolg dat enkele duizenden jonge mannen dienst deden bij de Wehrmacht. In totaal vochten 8700 Oostkantonnezen in de rangen van de Wehrmacht (inclusief Waffen-SS). Na de bevrijding van het Belgische grondgebied werden deze onvrijwillige soldaten door de Belgische repressiewetten als militaire collaborateurs vervolgd. Tegen bijna een vierde van de bevolking van de terug bij Belgiƫ ingelijfde Oostkantons opende het militaire gerecht een onderzoek naar collaboratie.
Van de 15.623 verdachten kwamen er 3201 voor de rechter. Het militaire gerecht maakte duidelijk onderscheid tussen de gedwongen inlijvingen van de Duitstalige Belgen en de vrijwillige dienstnemingen van Vlamingen en Walen. Ongeveer de helft (1503) werd gestraft, de rest ging vrijuit. In totaal werd 2,4 % van de bevolking van de Oostkantons veroordeeld wegens collaboratie met de vijand (die eigenlijk geen vijand was), of vier keer meer dan het Belgisch gemiddelde van 0,6 %. In 90,8 % van deze strafdossiers kregen de veroordeelden een gevangenisstraf van minder dan vijf jaar, maar tegen minstens tien bewoners werd de doodstraf uitgesproken. Deze doodvonnissen werden echter allen omgezet in levenslange dwangarbeid of hechtenis.Onder de begenadigden bevonden zich lokale mandatarissen van de NSDAP, een spion van de Geheime Feldpolizei en enkele medewerkers van de Sicherheitsdienst. Allen dankten ze hun leven aan het eerder late tijdstip waarop
hun zaak behandeld werd, en niet aan de specifieke context van de Oostkantons. In acht op de tien dossiers dateert het genadebesluit namelijk uit de jaren 1948-1951. Indien hun zaak vroeger behandeld was geworden, dan waren enkelen onder hen ongetwijfeld aan de executiepaal gestorven.
Bron: De laatste 242. De terechtstelling van collaborateurs na de Tweede Wereldoorlog. Tielt, Lannoo, 2023, p. 34-35.