zondag 4 juni 2017

Geallieerde bevrijders plunderden Nederland

De bevrijding van delen van Nederland in het najaar van 1944 ging gepaard met de nodige plunderingen en moedwillige vernielingen gepleegd door vooral Amerikaanse, en voor een minder deel door Britse en Canadese troepen. Tot nu toe werd hierover nauwelijks of niet bericht. Dankzij een eigen onderzoek van een redacteur van het dagblad Trouw  kwam thans een en ander aan het licht.
In het Nationaal Archief in Den Haag werden mappen gevonden met daarin tientallen brieven van burgers die, de een woedend van toon en de ander vol ongeloof, melding maakten dat ze na de feestelijkheden van de bevrijding hun huis leeggeroofd, bevuild en zelfs gesloopt terugvonden. Gemakshalve schoof het ministerie van Defensie de plunderingen in de schoenen van de Duitsers. "Maar hoe kan dat nou, de Duitsers waren er niet meer en bij hun vertrek was mijn huis nog ongeschonden". Later besteedden lokale historische verenigingen er mondjesmaat en in bedekte termen aandacht aan. Een systematisch onderzoek bleef tot op heden echter achterwege. Loe de Jong schreef er in zijn omvangrijke werk over de Tweede Wereldoorlog amper een enkele pagina over.
De plunderingen en vernielingen begonnen in de buurt van Venlo na de mislukking van operatie Market Garden (een ultieme poging om in een handomdraai de bruggen tot en met Arnhem in handen te krijgen). Enkele voorbeelden. In Venlo namen de Amerikanen de stalen archiefkasten uit het gemeentehuis mee. Hierbij werd de inhoud op straat gegooid en ging zo de hele gemeentelijke administratie verloren. Her en der werden door geallieerde militairen huizen leeggeroofd en vernield; "Meubels werden stukgeslagen, alle kasten opengebroken en de inhoud verspreid, bevuild, deuren en ramen opengelaten, zodat alles bloot staat aan de elementen".
Militairen hielden oefeningen in ongeschonden woningen nadat de bewoners verjaagd werden. In het gehucht Eimeren werden vijf boerderijen met grote voorraden veevoeder en tarwe gewoon voor het plezier van een troep militairen met vlammenwerpers in brand geschoten. Voordien waren de bewoners en hun dieren weggejaagd. Her en der werden brandkasten met dynamiet opgeblazen en de inhoud meegenomen.
Deze schanddaden hielden pas op toen in maart 1945 de geallieerden hun opmars over de Rijn konden verderzetten. De Nederlandse overheid stond hier machteloos tegenover en bad: "Heer bevrijdt ons van onze bevrijders".