donderdag 31 december 2020

Over 't Pallieterke, uitgeverij Aspekt en goede voornemens

 Sommigen onder u, beste lezers, zullen al gemerkt hebben dat ik niet meer meewerk aan het weekblad 't Pallieterke. De reden hiervoor is simpel. Sinds enkele jaren verschenen er geen recensies meer van mijn publicaties in het blad. Hoewel ik medewerker was, werden mijn eigen werken niet meer besproken in het huisorgaan van het Vlaams-nationalisme. Herhaaldelijk vroeg ik aan hoofdredacteur Karl van Camp naar de reden hiervoor. Pas na maanden aandringen, kreeg ik antwoord: ik was ook medewerker aan het digitale Doorbraak.be. Ik mocht uiteraard blijven meewerken maar KvC had toch graag gehad dat ik eerst mijn recensies en artikels, bestemd voor Doorbraak, aan hem aanbood. Pas na publicatie in 't Pallieterke zouden ze op de webstek van Doorbraak.be mogen verschijnen. Begrijp dus goed, beste lezer, boeken die ik kreeg om te bespreken voor DB.be diende ik eerst aan KvC aan te bieden. Uiteraard ging deze vogel niet op.

Enige tijd nadien vernam ik van diezelfde Karl van Camp dat boeken over de twee wereldoorlogen niet meer hoefden voor zijn blad. "De mensen zijn dat moe. Er is al meer dan genoeg over de oorlog verschenen", schreef ie. Nu was het zo dat ik veelal boeken uit het fonds van uitgeverij Aspekt ontving, en zij publiceren nogal veel over beide wereldoorlogen en het interbellum. Andere uitgeverijen willen het weekblad met een goed hart en een slecht karakter immers niet kennen. Ik nam contact op met Perry Pierik en kwam met hem overeen dat vanaf volgend jaar er regelmatig recensies van boeken uit zijn non-fictie-fonds op mijn blog zullen besproken worden. Immers mijn blog wordt veelal bezocht door mensen met interesse voor geschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw en de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Dat wordt dus een nieuwtje. 

Ik kan mij goed voorstellen dat heel wat van mijn lezers al hun goede voornemens voor volgend jaar genomen hebben. De een zal stoppen met roken en de ander met fors te drinken en met alle slechte dingen, die u een deel van uw leven gedaan heeft. Als u dan toch nog op zoek bent naar een goed voornemen dan durf ik u aan te raden meer te lezen. Kijk minder televisie en lees bijvoorbeeld gedurende twee of drie avonden per week. Het is niet alleen goed voor het geheugen maar studies bewijzen dat je er gelukkiger door wordt.

Ik wens u allen een vlotte en leuke overgang van oud naar nieuw. Prosit Neujahr! 

woensdag 9 december 2020

Een boekenmonument is niet meer: Martin Ros overleden


In een verpleeghuis in Amersfoort overleed op 8 december Martin Ros. Hij was 83 geworden en bij leven al een boekenmonument, een fenomeen op zich. Decennialang was hij chef boeken bij uitgeverij Arbeiderspers in Amsterdam —“uitgeversknecht” noemde hij zichzelf. Hij was de ontdekker van schrijvers als Maarten ’t Hart en Boudewijn Büch, en lanceerde de kwalitatieve topreeksen Open Domein en Privé Domein. Het grote publiek kende hem als overijverige en dolenthousiaste recensent van boeken voor de TROS Nieuwsshow op Radio 1. Boeken over de Tweede Wereldoorlog, erotica, wielrenners —waarover hij zelf enkele boeken pleegde—, en uiteraard biografieën behoorden tot zijn lievelingsdomein. Zijn autobiografisch getinte boek Liefde en ouderdom groeide uit tot een bestseller. Martin Ros was letterlijk bezeten van boeken. Zijn eigen bibliotheek telde zowat 60.000 boeken, verspreid over diverse locaties. Eens stortte door het gewicht een deel van zijn huis in. Met hem voerde ik een jarenlange correspondentie en hadden we diverse ontmoetingen. In 1997 werd de steeds enthousiaste Ros door een herseninfarct getroffen en diende hij zijn werk bij de uitgeverij stop te zetten. Na zijn herstel bleef hij schrijven, recenseren en verzamelen. Hieronder volgen enkele herinneringen.


“Flamisme”

Eens vertelde Martin Ros me dat hij van alle nog in leven zijnde Nederlanders de grootste collectie boeken over de Vlaamse Beweging of “flamisme”, zoals hij onze emancipatiebeweging wel eens noemde, bezat. “Ja, jochie, daar sta je van te kijken maar het is zo !”, voegde hij er nog veelbetekenend aan toe. Uiteraard twijfelde ik niet aan de woorden van deze ‘gedreven boekenfanaat’, die zichzelf omschreef als de ‘laatste kabouter van het grote boekenvak’.

Het was trouwens door zijn interesse in een ‘aantal curieuze kanten’ van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging dat we met elkaar in contact kwamen. Op 8 maart 1996 schreef Martin me een brief —bij mijn weten maakte ie nimmer gebruik van een pc— waarin hij aanvullende gegevens vroeg over enkele figuren die hij in het vervolgdeel van zijn in 1995 verschenen Jakhalzen van het Derde Rijk wenste te publiceren. Nu dat tweede deel is nooit verschenen maar het leidde wel tot een eerste van een reeks persoonlijke ontmoetingen.

Onze allereerste ontmoeting vond plaats in april 1997 in een Indonesisch restaurant dat hij vaak frequenteerde. De kennismaking in het gezelschap van vriend Gui van Gorp verliep allerhartelijkst. Alsof we elkaar al jaren kenden. Martin bezat dan ook een innemende persoonlijkheid. Als een machinegeweer stak hij van wal, al springende van het ene naar het andere onderwerp. Bij wijze van kennismaking vond er eerst een soort ruilbeurs van boeken en tijdschriften plaats. Telkens weer klonk het: ‘Dat is geweldig’. Diverse onderwerpen als gestigmatiseerde vrouwen, de uitgeverswereld, collaboratie, het drama van Mayerling, keizerin Sissi, de polderpolitiek van Wim Kok, Paul Léautaud, Vlaamse Beweging, Adolf Hitler, de Ronde van Vlaanderen, bibliotheken… kwamen aan bod.

Kelkje

Zijn geliefkoosde ‘Dat weten jullie toch !’, ‘Is dat zo?’ en ‘Dat moeten jullie absoluut lezen!’, werden bij haast ieder onderwerp herhaald. Naarmate de uren verstreken en het verbruik van menig glas jonge jenever (een ‘kelkje’) en wijn steeg, werd onze gastheer steeds luidruchtiger. Af en toe bonkte hij met zijn vuisten op tafel om zijn uitspraken kracht bij te zetten. Kopjes en glazen wipten dan even omhoog. Eenmaal viel er een glas wijn om waarbij de in de buurt liggende boeken inderhaast gered dienden te worden. De vriendelijke dienster maande ‘meneer Ros’ wat stiller te willen zijn. Zijn stem daalde dan tot fluisterniveau om na vijf minuten weer het volume van voorheen te bereiken.

Met Martin Ros spreken was in feite luisteren naar een stortvloed van woorden, waar je af en toe eens een woord kon tussenbrengen. Om een originele boutade in de overtreffende trap zat hij nooit verlegen. Je vroeg je wel eens af of hij ooit tot rust kwam. Brieven van hem waren ofwel in een schier onleesbaar handschrift gesteld, ofwel getypt en een uitnodiging voor de correspondent om er de juiste woorden aan toe te voegen. De gedachten van Martin gingen immers vlugger dan zijn vingers het tempo konden aanhouden.

Het volgende jaar spraken Gui en ik met Martin op dezelfde plaats af. In afwachting van zijn komst, wandelden we langs het kanaal. Plots fel getoeter. Martin Ros in zijn blitse kleine sportwagen met op de achterbank ettelijke boekentasjes, zat hevig gesticulerend naar ons te zwaaien. Wij vlug naar hem toe. Hij hield immers het verkeer op maar het kon hem blijkbaar geen zier schelen. ‘Hoe gaat het in Vlaanderen?’, luidde zijn eerste vraag. Het duurde toch een paar minuten eer we hem ervan konden overtuigen eerst zijn wagen te parkeren, en dan het gesprek verder te zetten. De rij auto’s achter hem was inmiddels tot een heuse file uitgedeind. Van al het geclaxonneer achter zich trok hij zich geen moer aan. Of hoorde hij het niet?

Deventer

Diezelfde zomer, begin augustus 1998, vertoefden mijn echtgenote en ik op de grootse boekenmarkt in Deventer. Op een bepaald moment ontwaarde ik aan een boekenkraam Martin Ros bepakt met een rugzak en enkele tassen vol boeken. Prompt en vol enthousiasme gaf hij de dame naast mij enkele hartstochtelijke zoenen. Het ging allemaal danig vlug dat ik de tijd niet kreeg hem er op te wijzen dat de dame in kwestie helemaal mijn echtgenote niet was. Consternatie ! Ze vatte de zaak evenwel sportief op en bleek Martin door zijn radiopraatjes te kennen. Toen even later mijn wettelijke wederhelft zich bij ons voegde, werd het zoenen met evenveel overtuiging herhaald.

Graag vermeld ik ook nog dat hij samen met Perry Pierik in het midden van de jaren 1990 uitgeverij Aspekt in Soesterberg oprichtte. Het grootste deel van zijn boeken hebben er een nieuwe thuis gevonden.

Voor mij was Martin Ros een hele grote meneer uit het boekenvak, die zijns gelijke niet kende in Vlaanderen —met uitzondering dan van Gaston Durnez en Ludo Simons. Iemand voor wie ik dagelijks mijn denkbeeldige pet afnam. Telkens was het een genot om een brief van hem te mogen ontvangen, en een tijdlang wekelijks zijn radiopraatje op Selexyz te beluisteren. Het is een genoegen en een eer om hem, de Vlamingenvriend, hier als afscheid een eresaluut te mogen brengen.

Samen met Martin Ros en Gui van Gorp aan tafel


maandag 7 december 2020

Artikel over Oostfronter Coenraad van den Bossche

 Dezer dagen werk ik aan een artikel over de gewezen Oostfronter Coenraad (Conrad, Koenraad, Koen...) van den Bossche uit Oudenaarde, geboren in 1911. Hij was onder meer ook werkzaam op het secretariaat van het Vlaamsch Verbond van Frankrijk, waar hij bevriend was met abbé Jean-Marie Gantois. In 1942 woonde hij in Kooigem, gelegen in de omgeving van Kortrijk, bij zijn broer in. Van daaruit meldde hij zich in augustus als vrijwilliger voor het Vlaams Legioen en was hiermee de enige Oostfrontvrijwilliger uit het kleine Kooigem (achthonderd inwoners). Veel materiaal over hem is er niet bewaard gebleven. Zo weet ik niet eens wanneer en waar hij overleden is. Conraad leidde nogal een zwerversbestaan.

Het artikel is bestemd voor het heemkundig tijdschrift De Leiegouw, dat in het voorjaar van 2021 een speciaal nummer zal wijden aan collaboratie en verzet in de regio.