Het voor mij ongetwijfeld belangrijkste nieuws deze zomer zijn de weergevonden archieven van de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline, en dat zestig jaar na zijn dood. Iedereen achtte ze verloren, vernietigd. Immers in augustus 1944 vluchtte het echtpaar Destouches en hun kat Bébert halsoverkop naar Duitsland en vervolgens Denemarken. Hun appartement in het Parijse Montmartre lieten ze onbeheerd achter. In een mum van tijd werd het leeggeplunderd. Ook Célines papieren en manuscripten verdwenen. Decennialang werd er niets meer over vernomen.
Tot nu. Op 6 augustus verscheen in Le Monde een ophefmakend stuk van drie bladzijden dat de verdwenen gewaande archieven van Céline weer opgedoken waren. Een verwant van een van de plunderaars heeft ze via een tussenpersoon (een journalist) aan het Franse gerecht bezorgd. Deze overhandigde het uiterst belangrijke materiaal aan de wetmatige erfgenamen.
Het archief telt meer dan een kubieke meter en bevat manuscripten van ook onuitgegeven boeken en essays, briefwisseling, tekeningen, foto's... Ook het verloren gewaande volledige manuscript van Casse-pipe, waarvan slechts een fragment bekend was, dook op. Uitgeverij Gallimard, Célines oude uitgever, zal mettertijd alles publiceren. Mij interesseert vooral Célines onuitgegeven briefwisseling met Robert Brasillach, die toen hoofdredacteur van Je suis partout was. Het beloven nog boeiende tijden te zullen worden op het Céline-front. Ook zullen alle bestaande biografieën over hem drastisch herzien moeten worden. Zo wordt nogmaals aangetoond dat geen enkele biografie ooit als de ultieme of de definitieve biografie aanschouwd mag worden. Dat is gewoon prietpraat van uitgevers en hun reclamebureau's.