Operatie 'Schamil' dat van 25 augustus tot 10 december 1942 plaatsvond in het berglandschap van de Kaukasus, was genoemd naar Iman sjeik Schamil die in de 19de eeuw in opstand kwam tegen de Russische bezetter. Zijn naam werd gebruikt door de Duitse Abwehr, afdeling buitenland als codenaam voor een geheime operatie in de Kaukasus.
Doel was het opzetten van een opstand van de Kaukasusvolkeren achter de linies van het Rode Leger. Met deze opstand hoopten de Duitsers ter plaatse talrijke troepen te binden, zodat hun eigen opmars richting olievelden en de Kaspische Zee ongehinderd kon doorgaan. Hiertoe voorzag de Abwehr in nauwe samenwerking met het leger een paar speciale eenheden. Zo was er het Bataljon Bergmann, dat grotendeels bestond uit geoefende en Duitsvriendelijke Kaukasuskrijgers, alsook het Frontaufklärungskommando 201 onder bevel van Erhard Lange dat zich in Tsetsjenië bevond.
De operatie startte al van in het begin onder een slecht gesternte. De bevoorrading per parachute van de eenheden die zich achter de Sovjet-Russische frontlinies bevonden, was een desaster. Een groot deel van de uitrusting kwam bij de vijand terecht. De jagers werden de gejaagden. Na korte tijd werd de operatie afgeblazen. Begin december bereikten Duitsers en Kaukasiërs terug de eigen linies en waren ze veilig. Enkele weken nadien dienden de Duitsers en hun bondgenoten in allerijl de aftocht te blazen, wilden ze niet in handen vallen van de Rode divisies.