Het voorliggende boek handelt over de ongelijke strijd tijdens de Eerste Wereldoorlog om de Duitse koloniale bezittingen in Afrika. Naast zijn Aziatische bezittingen bezat Duitsland in 1914 in Afrika: Oost-Afrika, Zuidwest-Afrika, Kameroen en Togo. Duitsland was de mening toegedaan dat Europese landen die met elkaar in oorlog raakten, deze niet moesten uitvechten in hun kolonies daar de inheemse volkeren hiermee niets te maken hadden, en tevens geen getuige dienden te zijn hoe blanken (toch hun meesters!) elkaar bevochten. Dat was toch geen zicht, meenden ze. De geallieerden (Groot-Brittannië, Frankrijk, België en Portugal) hadden hier geen oren naar en waren tuk op de Duitse koloniale bezittingen. Zo makkelijk kregen ze echter de Duitse kolonies niet in handen. Dat blijkt alvast uit het leesbare boek van Bas de Groot, die al menig boek over de grote wereldbrand op zijn palmares heeft staan.
Veelal konden de geallieerden een veelvoud aan troepen inzetten en waren de Duitsers en hun zwarte hulptroepen, de gevreesde Askari telkens in de minderheid. De Duitse militairen hadden echter drie grote troeven in handen: ze vochten uiterst flexibel, de Askari waren zeer betrouwbaar en hun medische dienst was de beste van Afrika. In Duits Oost-Afrika (het huidige Zambia) vocht de briljante Duitse generaal Lettow-Vorbeck met zijn 14.000 manschappen jarenlang succesvol tegen 130 à 160.000 geallieerden. Op een bepaald moment vocht de Schutztruppe, aldus de naam van de Duitse koloniale strijdmacht, in de Britse en Portugese kolonies. Pas einde november 1918 gaf hij zich over.
In Zuidwest-Afrika (thans Namibië) stonden 2000 Duitsers (waaronder een compagnie dromedarissen-cavalerie) tegenover 50.000 Britten en Zuid-Afrikanen. Deze laatsten hadden in oktober 1914 met een zware rebellie af te rekenen. Zowat een vierde van de gemobiliseerde Boeren weigerde tegen de Duitsers te vechten. Ze deserteerden of liepen naar de Duitsers over. Pas in juli 1915 kwam er een einde aan de ongelijke strijd.In Kameroen beschikte de Schutztruppe over dertig Duitse officieren en onderofficieren en 1650 Askari-troepen. Wegens gebrek aan paarden verplaatsten de Duitsers zich op ossen. Een foto getuigt hiervan. Tegenover hen stond een overmacht aan Britse en Franse koloniale troepen. Toch konden de Duitsers het nog tot februari 1916 volhouden eer ze zich overgaven. De strijd in het kleine Togo duurde nauwelijks enkele weken. De kleine Duitse politiemacht aldaar was niet in staat om veel weerstand aan de geallieerden te bieden.
Het boek van Bas de Groot laat zich vlot lezen en drijft voor een aanzienlijk deel op verslagen, brieven en documenten van de Duitsers. Deze geven een goed beeld van de omstandigheden waarin diende gevochten en geleefd
te worden. Steeds weer was er een gebrek aan munitie, wapens, voedsel... Vooral de troepen van von Lettow-Vorbeck konden rekenen op de onvrijwillige mildheid van de Britten. Een minpunt is echter dat het boek, met tal van onbekende illustraties, voor een deel ontsierd wordt door nogal wat druk- en schrijffouten.
Bas de Groot, "De strijd om de Duitse Afrikaanse koloniën: Oost-Afrika, Zuidwest-Afrika, Kameroen, Togo: 1914-1918". Soesterberg, Aspekt, 2021. Ill., 451 blz. Gen., 29,95 € ISBN 978-94-6424-077-1