De afgelopen dagen las ik de stevige en rijk informatieve biografie van Wouter Lutkie (1887-1968) geschreven door Willem Huberts (uitgeverij Boom).
Priester Lutkie was een eenzaat en vurig pleitbezorger van het corporatisme en het fascisme. Hij is zo'n figuur die in vrijwel elke geschiedenis van het Nederlandse fascisme en nationaalsocialisme opduikt. In het interbellum werd hij zeven maal door Mussolini in privé-audiëntie ontvangen. Een record. Als priester slaagde hij erin om zich na verloop van tijd helemaal te onttrekken aan parochiewerk. Liever hield hij zich bezig met de nieuwe taal Esperanto, het zionisme en sociaal engagement. Maar bovenal kwam hier het fascisme te staan. Hij bouwde in heel Europa een eigen netwerk uit. Daarnaast ontpopte hij zich ook als publicist. Hij stichtte en leidde ook zijn eigen tijdschrift Aristo, dat het decennialang volhield, ook in de moeilijke naoorlogse jaren. Wouter Lutkie bleef voor zijn eigen overtuiging staan. Tijdens de bezetting hielp hij heel wat mensen in nood en deed hiervoor beroep op zijn netwerk. Hierdoor bleef hij grotendeels gespaard van vervolging. Zijn katholieke overheid maakte hem het leven echter meer dan eens zuur.Tussen zijn vele contacten bevond zich ook Joris van Severen, die Lutkie tussen augustus en december 1935 'frequent' ontmoette. Auteur Huberts omschrijft de Dinaso-leider als volgt: "Een Belgisch fascistisch politicus die na de Eerste Wereldoorlog in de politiek ging als kandidaat voor de Frontpartij. Hij richtte in 1931 het Verdinaso op, een in al zijn verschijningsvormen fascistische vereniging met een militie, uniformen, marsen, landdagen [waarvan Lutkie er een paar bijwoonde], een antidemocratisch, corporatistisch programma en een fel antisemitisme. (...)" (p. 237),
en "Hoewel de samenwerking niet lang duurde, bleef Lutkie geïnteresseerd in Joris van Severen en zijn Verdinaso" (p. 238).